Goedemorgen!

Leestijd ongeveer 6 minuten.

Drie Schelpen

Hoofdstuk 1 - De Lomboklaan

Ineke ontfermt zich over de glazen schaal met geschilde en gevieren­deelde goudreinetten. “Het mandje met schillen en kroosjes neem ik zo wel mee lieverd, als ik hier ga opruimen,” hoort zij haar man mompelen. Ze grist het schilmesje mee om het later niet tussen de compost aan te treffen. Plakjes appel vormen een sierlijk patroon over het lobbige deeg in een braadslede die als kingsize taartvorm dienstdoet. Ze garneert de ruitvormige toplaag met kruimels walnoot. Een stel kwast­streken eigeel beloven een glanzend resultaat. Tevreden schuift ze het geheel de voorverhitte oven in. De ouderwetse kookwekker draait ze op 45 minuten, waarna Bart “Ik ga even het dorp in!” krijgt te horen. Een reactie blijft uit. Ze trekt haar jas aan in de bijkeuken en zet buiten fietsend de afdaling in, hun gerenoveerde jaren-zestig villa aan de Lomboklaan achterlatend.

Bart schuift stapels papier van de onderste boeken­plank. ‘Het lijkt verdorie wel of het materiaal ouder is dan de vorige keer dat ik deze zooi opruimde,’ denkt hij. Alvorens hij de corso­brochure aan het oud papier toevertrouwt, leest hij grinnikend het voorwoord, traditioneel voorbehouden aan de burgemeester. Met ‘Bla, bla, wat is ons dorp mooi en welkom bij het jaarlijkse Bloemencorso!’ vat Bart de tekst in gedachten samen. De convocatie voor een schoolreünie, waarvoor ze bedankten, volgt het corsoboekje. ‘Aha!’ Bart belandt bij een stapeltje dat hij zich goed herinnert. “Dit hoort in de kluis,” mompelt hij. Met de eigendomsakte inzake ‘Amsterdam’, twee testamenten en andere belangrijke documenten daalt hij de keldertrap af. ‘De kluissleutel!’ “Verdomme.” Hij parkeert het vrachtje op een trede, haalt de sleutel op, waarna hij opnieuw het souterrain induikt. Hij propt zijn stapel bij de rest. ‘Hier ook eens schoon schip maken,’ neemt hij zich voor. Weer boven hangt hij de sleutel terug op een voor inbrekers handige plek. Voor Ineke legt hij een stapeltje ter beoordeling op de tafel waaraan ze eten, werken, studeren, borrelen en schaken, of alles tegelijk. Met een aanzienlijke oogst oud papier beent hij naar de bijkeuken, het mandje wiebelt er vervaarlijk bovenop. Het papier belandt in een daarvoor bestemde bananendoos, de appelresten verdwijnen in het compostvat buiten. Iets weerhoudt Bart ervan het stokoude rieten vlechtwerk uit haar lijden te verlossen, steeds glipt een stukje mand mee in het vat, waarom dan niet in een keer. Op de terugweg sjouwt hij een veilingkist haardhout mee. ‘Voor straks.’ 

Intussen ontfutselt Ineke, met haar jas nog aan, de appeltaart aan de oven voordat die een oneetbare staat aanneemt. “Hoorde je het wekkertje niet?” “Is er iets verbrand dan?” “Nee, net niet. Ik kwam drie minuten te laat binnen.” “Was je weg dan?” Ze gaat er niet op in. “Wil je thee?” De appeltaart houdt hem niet meer bezig sinds hij de appels schilde. Bart bereidt zich voor op het tweede semester. Het thema waaraan hij denkt past in het lesprogramma en is voldoende interessant voor de klas.

Het geurende baksel bezwangert de huiselijke atmosfeer, met gestommel vanaf de hogere verdiepingen tot gevolg. Al snel nuttigen ze samen thee met appeltaart en slagroom.

Later die middag beëindigt Ineke Barts langdurige onderdompeling in de gisteren bezorgde aanwinst: “Bart, denk je aan de tijd?” Ineke kijkt onder haar bureaulamp door naar haar man. “Klopt!” Hij springt overeind. Met moeite legt hij ‘Kosovo: A Short History’ naast zich neer. Ineke buigt zich over een vel papier waarop ze een tuinontwerp schetst. Ze zegde haar baan op met Ayla op komst en terwijl zij als nieuwbakken ouders wennen aan gezinsuitbreiding stort ze zich op ‘Sasak Tuinarchitectuur’. Netjes aangeharkte burgerlijke tuinen trans­formeren tot kruidenlustoord, vijverrijk of een toegankelijke bosschage, zodat 's winters reeën en vossen, roodborstjes, goudvinken en spechten gezelschap houden. Een dergelijke hoving ontwierp ze voor henzelf. Wild vermeed Flints’ territorium waardoor er geen bakstenen muur met ingemetselde glasscherven nodig was, die een onverlaat moeiteloos overklimt en waaraan jezelf verwondt als je de woekerende bruidssluier snoeit.

De twee jaar jongere tweeling weerkaatst Inekes sierlijkheid en het introverte explodeert in de dertienjarige Maartje. “Zodra ik het Leersumse Veld rond hoef ik alleen de aardappels en schnitzels te bakken, we eten binnen een kwartier.” Eerder die middag bereidde Bart een Griekse salade voor. Vervolgens kookte hij aardappelen en sneed die in plakjes. Beide schalen wachten onder het afdak op een vervolg. ‘Ongekookte aardappels bakken hoort niet,’ vindt Bart. ‘O, ja. De féta moet nog over de salade.’

Barts nauwelijks gerijpte sproetige hoofd met een bos haar als een wolk klaprozen straalt verlegen guitigheid uit. Achter het brilmontuur, waarin sterke multifocale glazen huizen, spat onstuimigheid uit twee grijsblauwe ogen. Waar bij veel mannen een grote harige streep te zien is, sieren gecoiffeerde rossige wenkbrauwen zijn oogkassen. Ineke werkt zo nu en dan met een pincet en een schaartje de boel bij. Een bescheiden verzameling hoeden beschermt Barts gevoelige hoofd­huid. Hij praktiseert een eenvoudig kledingbeleid, ondanks dat Ineke liever meer kleur ziet: een lichtblauw overhemd en een donker­blauwe spijkerbroek. Onder het overhemd een traditioneel wit hemd en merkshorts. Sokken laat hij bij voorkeur achterwege, zijn schoenen zoekt hij speciaal daarop uit. Op intensief sporten betrap je Bart niet. Ooit tenniste hij, zowel met een racket als met een batje, en hij trapte een bescheiden balletje buiten clubverband, zodat zijn tweebenige talent verborgen bleef. Nu wandelt hij in de omgeving met of zonder geliefde, altijd met Flint. Eindeloos grasduinen over de glooiingen tot Austerlitz, of oostwaarts richting de Blauwe Kamer bij Rhenen. Niet dat Bart zulke afstanden aflegt, hij mijmert er slechts over. Zijn favoriete route beslaat elf kilometer rond de Leersumse plassen. Tijdens het vogelbroedseizoen is een deel ontoe­gankelijk voor mensen en trappen alleen onbehouwen Piemontese koeien incidenteel een weidevogelnest aan gort. Flint ontwijkt de grazers uit angst een hoef te ontmoeten. Het gebied is buiten de broedtijd toegankelijk mits de hond is aangelijnd en hoewel hij dat meestal braaf doet, betrapt de boswachter hem nadat hij gedachteloos het klaphek sloot en verder wandelde. Bart lijnt Flint aan, de bekeuring verdwijnt in zijn binnenzak.

“Flint!” De Friese Stabij staat braaf naast hem en kijkt meewarig omhoog. “O, je bent al hier … uhm.” Druilerige regen begeleidt hen, doorweekt arriveren ze op door de Uilentoren ontsierde pleisterplaats voor jongeren, handelsvloer voor drugs, parkeerplaats voor luie of minder mobiele hondenuitlaters en startpunt voor wandelaars en mountainbikers. Bart helpt zichzelf in de bijkeuken uit zijn natte kleding en droogt hoofd en handen met de handdoek die daar speciaal voor dit soort gelegenheden hangt. Flint schudt de nattigheid van zich af, duikt in de kennel en slobbert een halve liter water naar binnen waarna hij aftaait naar het houten hok om uit te rusten op een juten postzak. De hond blijft vrijwel altijd buiten, ‘s nachts slaapt hij in de koudere maanden in een mand in de bijkeuken en bij onweer, het enige natuurverschijnsel dat hem niet bekoort, mag hij binnen tukken. Vuurwerk daarentegen deert hem niet, dat is immers geen natuur­verschijnsel. ‘s Zomers slaapt Flint in het kennelhok, ook overdag. In de deuropening naar de keuken kust Bart Ineke op haar wang. “Geef jij Flint …”, Bart kijkt op de Boretti naar de tijd, “... om vijf uur zijn bak pens? Die staat al …”. “Ja, ja, ik weet het, komt goed. Ga douchen!” Ineke lacht Barts overbodige instructies weg. Het strakke schema dat ze voor de vrolijke viervoeter aanhouden contrasteert met de variabele tijden waarop ze zelf eten. Samen met de hond, qua tijdstip, met tussen de nul en vier kinderen, soms zelfs meer, en zo nu en dan pas als aristocratische Britten hun supper voorgezet krijgen. Als zo ze laat dineren, schuift veelal iemand anders de borden op tafel.

Warm water verdrijft de kou uit Bart. Tijdens het afdrogen dringen winterse geluiden van beneden door: iemand ontfermt zich over de houtkachel. Hij botst op de overloop tegen zijn oudste dochter aan. “Hoi Pap!” “O, hoi lieverd, zet vast een bokbiertje voor je vader klaar.” “Ik ben zo weg en eet straks!” Met ‘Ja, mama weet het!’ voorkomt ze voor de hand liggende vragen en vliegt de trap af. “Doei!” De dichtsmakkende voordeur bevestigt haar haastige vertrek naar de voetbaltraining. 

De olijke tweeling beschouwt de bovenste verdieping hun domein. Ineke en Bart ruilden die vrijhaven tegen alle daarbij horende verplichtingen. En zo bleken zij pardoes in staat wasgoed naar de bijkeuken te brengen en de stofzuiger naar boven te zeulen. De keer dat Bart een sloot zeepwater ontving doordat een der dames een emmer leegde via het zolderraam was een evaluatiepunt. Niemand houdt Kim en Anneke, buiten ouders en zussen, uit elkaar. Zelfs opa en beide oma’s vergissen zich geregeld. De kinderen noemen Ineke’s tante en oom vanzelf­sprekend ook oma en opa. Beiden gezegend met Barts rossige haar en gelukkig sluik, volgens hun moeder. 

Ayla’s donkere krullenbol steekt af tegen Maartje’s golvende helblonde haar. De heerlijke verscheiden­heid uit zich vooral innerlijk, waarbij Maartje zich als haar zusters’ tegenpool ontpopt: een bescheiden jongedame, die zich serieus door het leven beweegt en met haar minieme slaapkamer de koningin te rijk is. Hoogslaper, bureau en boekenkast nemen alle ruimte in. Bart creëerde buiten op het platte keukendak een plekje waar ze heerlijk mijmert, leest of schrijft als het weer dat toestaat. Ze beweegt gracieus en onopvallend tegelijk. Opeens zit ze onopgemerkt in een stoel, haar glaasje aanmaaklimonade op tafel. Als Bart kijkt, zwaait ze terug: “Hoi pap!” De andere drie begroeten hun vader luidruchtig of helemaal niet. 

Gehuld in een schone outfit ontmoet hij in de huiskamer prille warmte van het haardvuur. Op het aanrecht wacht zijn biertje, afzender onbekend. Maartje kan elk moment thuiskomen. “Sein jij de tweeling in dat ze de tafel dekken?” Ineke bergt haar tekengerei op en schuift het opgerolde ontwerp in een kartonnen koker. Via de interne telefoon belt zij met de zolder. “Papa heeft bijna het eten klaar!” “Yep!” antwoordt Anneke, “We komen eraan!”