Drie Schelpen
Geïnteresseerd in de roman 'Drie Schelpen'? Meld je hier aan voor de nieuwsbrief!
Lees je liever vanaf papier, klik dan hier.
16 - Amsterdam
De kleur in zijn gezicht komt terug, constateert de arts.
“Hartslag 94, dokter,” meldt de verpleger.
“Dat is mooi, de pomp draait op volle kracht.” Dat de patiënt in het bed er verder niet al te best aan toe is, acht men van later zorg. “Het ontzet door de commando’s bezorgde u een sleutelbeenbreuk, die opereren we morgen mijnheer Mertens, omdat ie uit zichzelf vermoedelijk niet goed herstelt.” De concussie, snijwonden, blauwe plekken en kneuzingen ontsieren zijn lichaam in- en uitwendig. “De schedelbreuk blijkt loos alarm, tot mijn en nu ook uw opluchting. Uw gezichtsvermogen staat een pijnlijke en langdurige revalidatie te wachten. “Ik wind er geen doekjes om, zoals u hoort en laat u nu met rust.” De arts vertrekt.
Bart begrijpt nauwelijks wat hem wordt verteld en hem ontgaat de link tussen zijn zwaarste verwonding en de opmerking van de chirurg over de revalidatie. De kamer is zo donker dat hij met open ogen niets ziet. Hij brengt een hand naar zijn ogen en voelt verband zitten op de plek waar hij normaal gesproken zijn hand zou zien. De beweging maakt hem draaierig en misselijk. Hij kan zijn ogen niet openen. ‘Ik zie niets, omdat ik niets kan zien. Ik kan niet meer zien.’ Dat besef treft Bart als een mokerslag. Hij poogt het verband van zijn hoofd te trekken, die inspanning is hem te machtig en hij valt flauw. De versnelde hartslag triggert een alarm en binnen de kortste keren staat er een verpleger naast zijn bed die constateert dat de patiënt over de bedrand hangt. Hij legt Bart recht die daarop ‘Nee!’ schreeuwt, zodat hij terugdeinst. “Ik ben blind hè? Ik ben blind!”
“Het ziet er inderdaad naar uit dat u in ieder geval tijdelijk niet meer kunt zien mijnheer Mertens, de oogarts informeert u daar later over,” fluistert de verpleger, wienst stem Bart enigszins kalmeert, hij klampt zich vast aan ‘tijdelijk’ en vergeet de rest. Bart hoort zijn hart kloppen.
Later die dag bezoekt de oogarts Bart. “Mijnheer Mertens?” Hoe lang ze dat herhaalde, weet Bart niet, het klinkt in ieder geval alsof ze met een lange reeks bezig is, gezien de weinig opgewekte intonatie. Uit de diepe slaap is het moeilijk ontwaken en Bart droomt bovendien intens, al herinnert hij er zich niets meer van.
“Aha, daar bent u! Hier is een kopje thee, de broeder helpt u overeind.” De mok aanpakken is een klus op zich. De verpleger begeleidt hem.
“Zit er melk in?” hoorde hij zichzelf vragen.
“Uhm … nee, wilt u dat graag?”
“Als er geen melk is, is een beetje suiker ook goed.”
“Ik ga melk halen, geen probleem,” hoort Bart de verpleger zeggen.
Nee, het probleem was zijn gezichtsvermogen. Dat was al niet best met een ametropie van -13, geen zicht is een ondraaglijk vooruitzicht.
“Een bijtende vloeistof heeft het hoornvlies en het harde oogvlies gedeeltelijk weggebrand, in beide ogen. We vermoeden dat de iris geraakt is, eveneens in beide ogen, al is dat nog niet met zekerheid vast te stellen. In het ergste geval, als het regenboogvlies is aangetast, bepaalt de intensiteit of dat permanent is of niet. Blijvend letsel betekent dat de iris aan lichtgevoeligheid heeft ingeboet. Dat is een niet operabel trauma. Hoe en wat u dan ziet, diagnosticeren we als de oogwond rustiger is. Er is een verschil tussen uw linker- en rechteroog. De vloeistof kwam vanuit uw standpunt gesproken, uit de linkerhoek. De huid is daar tweedegraads verbrand, tussen uw ogen ook, rechts nauwelijks. Uw rechteroog is iets minder geraakt dan uw linkeroog. Uw ogen sluiten instinctief als er iets hun kant op komt. Enerzijds is dat goed: er komt minder vloeistof in uw oog terecht, anderzijds brandt de vloeistof die uw oog al bereikt heeft, in. Enfin, lang verhaal kort: door dit ernstige letsel is de kans reëel dat u niet meer kunt zien.”
De verpleger komt terug met een kannetje melk en zet dat op het nachtkastje naast Bart’s bed. Hij reageert gelaten op de diagnose en prognose door de oogarts. Stilte. Bart ademt zwaar en zucht diep, de arts pakt zijn beker over. Geconcentreerd op de diagnose vergeet hij de mok. “Dit moet ik op me laten inwerken. Wanneer weet u meer over de ernst van de beschadigingen?”
“Zodra de wond rustig is, met een week of twee, gaan we meten. U bent de eerste die een verandering merkt. Zodra uw hersenen licht registreren, is dat een signaal. We reinigen tweemaal daags uw ogen in een verduisterde ruimte, als in een doka. We gebruiken voor de zekerheid licht buiten het voor mensen zichtbare spectrum, vergelijk het met een doka. Na elke behandeling testen we uw waarnemingsvermogen. Vanuit de donkerte, vergelijkbaar met een bewolkte nacht, voeren we de lichtsterkte op naar maximaal 100 lux, een zwaarbewolkte dag. Kunt u dat na een maand niet waarnemen, bent u uw gezichtsvermogen kwijt. Neemt u licht waar, onderzoeken we wat precies, bijvoorbeeld alleen donker en licht, misschien de lichtsterkte of zelfs contrast.” De arts wijdt uit over praktische zaken, voor als permanent verblijf in het ziekenhuis niet meer nodig zou zijn, iets waar hij nog helemaal niet aan dacht.
Bart luisterde al niet meer. ‘Ik denk alleen aan mezelf.’ Die bewustwording onthutste Bart: ”Waar is Jeta?”
“Right here,” klonk het, gevolgd door het getik van naderende hakjes. Ze boog over hem heen, deelde kusjes en aaitjes uit en snikte. De verpleger en de arts verlieten de kamer. Jeta knikte, “Thank you.”
“Waar ben ik eigenlijk?” Jeta hield Bart stevig vast. “Je ligt al een paar dagen in het Oogziekenhuis Zonnestraal in Amsterdam.” ‘Een gat in mijn geheugen kan er ook nog wel bij,’ dacht Bart.
“Waar wil je het liefst herstellen Bart, als je het ziekenhuis mag verlaten?” vraagt Jeta. “Voorlopig hier, in Nederland, omdat ik vermoedelijk regelmatig voor controle terugmoet. Daarna graag terug naar ons huis. Jij zal toch snel weer terug moeten, of niet?”
“Voorlopig niet, ik heb onbetaald verlof mogen nemen voor drie maanden. Dus ik blijf hier als je het goed vindt, ik heb je Amsterdamse appartement geconfisceerd, of wil je liever naar Leersum?”
“Nee, laten we in de stad blijven, ik weet er blindelings de weg.” Jeta kon er niet om lachen. ‘Dat ie een nu een grapje maakt, echt!’
Hier de overbrugging beschrijven tussen het verblijf in en het ontslag uit het ziekenhuis.
“Lukt het?” Jeta leidt Bart vanuit de taxi naar het trottoir. De chauffeur zet twee flinke tassen naast hen neer.
“Zal ik die even naar binnen tillen?”
“Heel graag, dank u!”
“Wacht hier even Bart, dan doe ik de deur open.”
“Op welke etage mag ik ze neerzetten?”
“Oei, helemaal boven, is dat geen probleem?”
“Welnee!” De chauffeur laat zijn Mercedes brutaal staan en Jeta geeft hem voorrang de trap op.
“Zet u ze maar op de derde, de laatste trap doen wij wel.”
Bart vindt inmiddels op de tast de opgang naar de beletage.
“Eigenwijsje!” Jeta vangt hem op bij de voordeur. De chauffeur is al op de terugweg.
“Enorm bedankt!”
“Nuk ka problem!” Hij stapt lachend in de eerste auto van de rij die zich inmiddels gevormd heeft.
‘Straks even tippen via de Uber-app,’ denkt Jeta.
“Hoi Pap!”
“Maartje!”
“De rest is er ook, dat wordt een beetje vol boven, we blijven niet zo lang hoor, je moet immers rusten.”
“Wat superlief!”
“Hallo Jeta!” Iedereen knuffelt met iedereen.
“Kom, laten wij papa naar boven begeleiden,” meldt de tweeling.
“Jongens dat lukt echt wel!”
Eenmaal boven verdelen de dochters de taken: boodschappen doen, bed verschonen, stofzuigen en de plant water geven.
“Nou lijkt het net alsof ik niets heb gedaan hier!” Jeta moppert een beetje.
“Je hebt het belangrijkste werk gedaan! Voor Bart zorgen!” Binnen een uur kon de patient in een fris bed en werd de koelkast gevuld.
Maartje stond broodjes te smeren, Ayla kwam de trap op met kroketten.
“Is er mosterd?”
“Got it!” Kim reikt het potje aan.
“Eet smakelijk!”
“Wat eet ik eigenlijk?” vraagt Jeta.
“Haha! Helemaal niet bij nagedacht,” lacht Kim. Ze stelt haar gerust. “Het is een ragout van rundvlees, het enige dat we niet weten is hoe het rund is geslacht.”
“Check. Een klein slippertje maken mag wel van Allah.”
Bart verslikte zich bijna van het lachen. “Ik ga zodadelijk wel even liggen lieverdjes.”
“Sure pap, wij ruimen de zooi op en gaan er vandoor.”
Als de rust is weergekeerd en Bart een beetje is bijgekomen van de trip van het ziekenhuis naar de zolderverdieping, zitten in de knusse zitkamer op de oude Chesterfield die Bart uit de boedel van zijn ouders had achtergehouden.
“Jeta, wat kun je me vertellen over de UÇK dat ik nog niet weet uit boeken en online heb gevonden?”
“Dat moet je dan voor jouw ontvoering hebben gedaan, want daarna is er van lezen niet veel terecht gekomen.” Ze kijkt hem aan met een nieuwe variant op de Mona Lisa blik waarop ze hem zo nu en dan trakteert.
“Grappig en waar.”
“Weet je wat we doen? Ik schenk wat in en dan ga ik je wat vertellen. Ik ben geen ingeweidde, ik weet echter wel het e.e.a.” Jeta switchte naar haar ‘ik ga jou even vertellen hoe zit’ gezicht. “Bart! Ben je erbij?”
Hij keek Jeta aan en zei in het Nederlands: “Ja, sorry, ik dacht even ergens anders aan.”
“Right! Je weet dat mijn Nederlands nog niet zo goed is, vermoedelijk zei je dat je gedachten elders verbleven?”
Dat klopte, al dwaalde hij minder ver af dan ze dacht en waar hij het met haar over wilde hebben.
“Cheers!” Jeta nam een slokje. “Hashim Thaçi, was de politiek leider van de Ushtria Çlirimtare e Kosovës, het Kosovaarse bevrijdingsleger. Overal in het land zijn er gedenktekens, standbeelden en begraafplaatsen waar het UÇK-logo een prominente plaats inneemt. Rond zijn persoon en andere UÇK-kopstukken gaan geruchten over betrokkenheid bij oorlogsmisdaden, waaronder orgaanhandel, wat kan leiden tot voorgeleiding bij het Joegoslaviëtribunaal in Nederland. Gevangengenomen Servische soldaten zouden naar een plaats in Noord-Albanië zijn gebracht, daar vermoord om hun organen voor veel geld te verkopen en zo de strijd te financieren.”
Bart luisterde ademloos.
“Oorlogsmisdaden zijn er in de laatste Kosovaarse oorlog genoeg begaan, de documentaire ‘The Valley’ toont wat mensen elkaar aandoen …”
“Die heb ik gezien ter voorbereiding op mijn lessen.”
“… en de film ‘Three windows and a hanging’ verhaalt over de 20.000 verkrachtingen die hebben plaatsgevonden in de tijd dat Servië haar zuidelijke provincie onderdrukte. Daar kan orgaanhandel, iets dat ongetwijfeld is gebeurd, nog wel bij. In een oorlog gebeuren verschrikkelijke dingen. Als haat het voor het zeggen heeft, verlies je je menselijkheid en scheelt een mensenleven je niets meer, vooral niet dat van je vijand, die rooft, verdrijft, martelt en moordt.”
Als Jeta eenmaal aan het woord is, houd ze niet meer op. Zoals ze bevlogen vertelt over haar werk voor KosInvest, zo rolt dit verhaal van haar lippen.
“De UÇK is officieel ontbonden, de verbanden blijven werken.”
“Het ‘Old Boys Network’,” zei Bart.
“Right. De constante dreiging uit Servië maakte dat binnen de organisatie niemand de behoefte voelde tot ontbinden, officieel verdween de UÇK, feitelijk bleef ze functioneren. Een deel is opgegaan in de geheime dienst, gesteund door de Amerikanen, het grootste deel verdween ondergronds. Figuurlijk dan, een groter publiek geheim is er hier niet. De regering gebruikt zowel de legale tak als de officieel opgeheven delen. Waarom wil je dat weten?” Ze kijkt Bart aan.
“Hebben zij een rol gespeeld bij mijn bevrijding uit handen van de ontvoerders? Ik meen iets opgevangen te hebben, hoe weet ik niet, ik was grotendeels bewusteloos, blijkbaar heb ik toch iets geregistreed.”
“Tja, de president was bij jouw zaak betrokken.” Ze zweeg.
“Dat zegt genoeg.”
“Ik heb een DVD van de film die ik noemde. Daar heb je nu niets aan, we kijken later wel een keer. O, en die ligt thuis. In Prishtinë, bedoel ik. Online is ie niet beschikbaar.”