Drie Schelpen
Geïnteresseerd in de roman 'Drie Schelpen'? Meld je hier aan voor de nieuwsbrief!
Lees je liever vanaf papier, klik dan hier.
9 - Kükes
Onderweg naar de stad die tijdens de oorlog een groot vluchtelingenkamp werd vertelt Jeta Bart over haar verblijf. “De romannetjes waren ook welkom, maar het liefst bestudeerde ik geschiedenis en als iets mij aansprak probeerde ik bij het Taleninstituut aan de Stadionweg een boek te vinden dat aansloot. Het instituut is gespecialiseerd in westerse talen en zo kwam het dat ik Engels ging leren met behulp van lesmateriaal dat ik, iemand kneep een oogje toe, gratis mocht gebruiken. Door gesprekken te voeren in het Engels met inwoners aan wie Njomza me voorstelde en die de taal goed beheersten, oefende ik mijn spreekvaardigheid. Ik corrigeerde mijn uitspraak met behulp van de BBC World Service naar standaard Engels. Hierdoor draaiden de rollen om en verbeterde ik op een gegeven moment mijn gesprekspartners. Daar genoot ik van!”
Een van de eerste dingen die Jeta wil doen is naar haar plek bij de rivier. “Wat een troep ligt hier!" Beduusd neemt Jeta de onteerde dierbare plek in zich op. “Het ziet er naar uit dat dit een openbaar toilet is geworden en een plek waar …” “Ja, ja, laat maar Bart. Dit was een slecht idee.” “Dit konden we van te voren niet weten lieverd.” “True, ik wilde een foto maken en dat doe ik ook, alleen ga ik die niet aan iedereen laten zien.” “Zal ik dat doen?” “En dan ik op mijn kleedje er midden in zeker? Nee bedankt!” Ze beent weg over het pad dat naar de straat leidt. Bart schiet een paar plaatjes en volgt zijn teleurgestelde reisgenoot naar de woning van Njomeza en Petrit.
Je vertelde in de auto dat ze hier niet meer wonen, waar zijn ze nu dan?” “O, in Pristhinë, zij is daar gaan werken.” De herinneringen aan de oorlogstijd en haar verblijf in het ziekenhuis borrelen op als luchtbelletjes in een glas cola en strijden als duivels en engelen om haar aandacht. “Enne … Rexhep?” “Die woont nog hier.” Jeta blijft stil. “Je twijfelt.” “Ja, aan alles. Je brengt me van mijn stuk en ik ben ineens bereid mijn vriendschap met Rexhep op te geven.” “Dat hoeft toch niet? Je kunt evengoed besluiten niet met hem te trouwen." “Dat is makkelijker gezegd dan gedaan Bart en jij hoeft die knoop niet door te hakken.” “Zeker, dat moet jij doen en dat hoeft niet nu." Jeta kijkt hem aan met een blik die Bart niet eerder zag. “Nou …, daar zeg je wat. Ik doe het wel nu!” Ze pakt haar telefoon en voordat Bart er iets over kan zeggen ratelt ze in onbegrijpelijke taal tegen iemand aan de andere kant van de lijn. Vervolgens luistert ze en Bart hoort alleen de woordjes ‘Po’ en ‘Mirë’. Ze hangt op.
“Oké Bart. Change of plan. Ik ga jou even parkeren in een fijn café en ik ga bij Rexhep op bezoek. Gaat een uurtje duren. Als zijn ouders er zijn anderhalf.” Nu is Bart beduusd. “Oké. Spreekt er iemand Engels in die kroeg?” “Vast wel. Bier is Birrë. Moet lukken. En euros vinden ze fijn. Ik kom na afloop van het exitgesprek met Rexhep naar je toe en dan eten we wat. Ze klinkt koel en zelfverzekerd. “Wees niet te hard voor hem.” Ze reageert niet, wijst oostwaarts en gebiedt Bart te volgen. “Hier is het café Bart. Moet ik even mee naar binnen of red je het wel?" Hij knikt. “Komt goed, ga maar gauw.” Bart kijkt haar na. ‘Blijkbaar woont hij op loopafstand’.
“Mirembrema!” Bart heeft de vertaling van ‘Goedemiddag’ opgezocht en stapt het café binnen. Vanachter de toog wordt iets gemompeld. “That's all I have in your language.” “No worries sir, have a seat. What can I get you?” “A Birra please!” Binnen een minuut geniet Bart van een ijskoude Peja. Op een krijtbordje aan de muur ontwaarde hij de inloggegevens voor de Wifi. Bart besloot zijn reeks op DuoLingo niet te laten verlopen en starte een lesje Italiaans. Hij is, op de bartender na, de enige in het café, totdat er vanachter in de kroeg nog een oudere man komt aanstrompelen die met grote moeite plaatsneemt op een kruk.
Bart was aan een tafeltje bij het raam gaan zitten zodat hij Jeta kon zien aankomen. In gedachten haalde hij het dagboekfragment terug waarin de jonge tekenaar Jeta verraste met de tekeningen van de twee hartsvriendinnen. ‘De tijd van gearrangeerde huwelijken is hier nog niet helemaal voorbij.' Hij zuchtte diep.
Twee biertjes later zag hij Jeta de weg uit het hoger gelegen deel van de stad afdalen.
“Kom we gaan. Het is geregeld.”