Goedemorgen!

Leestijd ongeveer 4 minuten.

Drie Schelpen

Geïnteresseerd in de roman 'Drie Schelpen'? Meld je hier aan voor de nieuwsbrief!


Lees je liever vanaf papier, klik dan hier.


14 - Mazgit

Granieten treden brengen hem 25 meter hoger, onderweg passeert hij een onverstoorbaar broedende doffer. ‘Zoveel mensen nemen de moeite niet, blijkbaar.’ De halfopen toren trekt als een schoorsteen, de wind vlaagt door de robuuste houten toegangspoort. ‘Het Merelveld ligt er vredig bij,’ constateert Bart hijgend na de beklimming van het vierkante monument dat Gazimestan markeert en hij in de verte staart. Servische politie­agenten nemen aan de poort je paspoort in en na een uitvoerige controle mag je naar binnen.

Hij merkt niet dat één van hen naar binnen loopt en de telefoon pakt. “Ik heb er hier één.” Aan de andere kant van de lijn wordt een vraag gesteld. De agent antwoordt: “Uit Nederland.” Er wordt nog wat gepraat en een notitie gemaakt, nadat uit het raampje naar de geparkeerde auto wordt gekeken.

Bart ziet de kolencentrales nabij het dorp Obiliq onvermoeibaar smerige lichtbruine rook uit­stoten, Pristhinë stinkt ernaar bij noord­westen­wind. ‘Het slagveld is doordrenkt met Servisch en Ottomaans bloed waardoor in de lente rode pioenrozen bloeien,’ herinnert Bart zich.  Jeta bedankte voor dit uitstapje: “Ga jij fijn mijmeren op die toren, ik ga iets anders doen!” Voor Albanezen is dit een no-go-area omdat de Serviërs hier jaarlijks een sterk nationalistisch getinte demonstratie houden, die zich steeds meer keert tegen de nieuwe werkelijkheid in Kosova. Een in koper gegraveerde voor­stelling toont wat zich enkele kilometers verderop op het Merelveld in de veertiende eeuw, volgens de overlevering, afspeelde.

Terug op de begane grond fotografeert Bart verlepte rouwkransen en de nis waarin een tekst in Cirillisch schrift is te lezen. Vandalen spoten er met een geel soort purschuim een kruis overheen waarin in elk kwadrant een C is geplaatst. Hij zou Jeta vragen naar de betekenis. Voor zijn vertrek stuurt hij haar een SMS-je: “How about a walk in the park?” 

Het voorjaar deed de winter vergeten, Germia park is de plek dat te aanschouwen. Ze parkeren de auto bij de ingang en slaan meteen linksaf het wandel­pad in, waardoor je vrijwel meteen klimt. 

“In de nis is de Kosova Curse aangebracht, eigenlijk is het raar dat daar door Serviërs iets overheen gespoten is. De vlag van de Servische Orthodoxe kerk bevat dit kruis, de letters betekenen Only Unity Saves the Serbs, in het Servisch beginnen deze woorden met een ‘c’, die klinkt als een ‘s’: ‘Samo Sloga Srbina Spasava’. Voor de Serviërs is de onafhankelijkheid van Kosovo onbestaanbaar." 

In Germia Park zijn diverse bomen gemerkt met rode cirkels met een witte stip: in het perceel daarachter zijn landmijnen geruimd. “Je zou verwachten dat men waarschuwt waar ze nog liggen,” merkt Bart op. Twee mountainbikers passeren hen in volle vaart, de een links, de ander rechts. Rustig wandelen is er op deze mooie dag niet bij, aparte paden voor deze waaghalzen ontbreken.

Op een paaltje, midden op het wandelpad, ontdekken ze een stalen ring met daaraan een VW-autosleutel en twee huissleutels. Op de grond een paar peukjes. “Ik denk twee mannen,” rechercheert Jeta. “Het merk van sigaretten verschilt en lipstick onbreekt.” “Wat doen we? Laten liggen of meenemen?” “Afgeven bij het restaurant,” besluit Bart.

De sleutelbos verdwijnt in een la onder de kassa. “Blijven jullie iets drinken?” De ober van restaurant Villa Germia verleidt de wandelaars te gaan zitten. “Daar zit je uit de wind en in de zon.” Hij wijst naar een tafeltje voor twee achter op het terras. 

“Twee Peja’s. En de kaart,” voegt Jeta de man toe, die zonder merk­baar op haar bitsige commando te reageren vertrekt. 

Met een blij gezicht verschijnt hij weer met de bestelde drankjes en een schaaltje knabbels. Hij zegt iets tegen de opdrachtgeefster die dat met gefronste wenkbrauwen opneemt. 

“Never mind,” krijgt Bart te horen, gevolgd door “De Griekse salade is hier verrukkelijk!”

Twee mannen slenteren naar de parkeerplaats nabij de entree. Na een laatste slok smijten ze hun waterflesjes over de straat in het struik­gewas. “Kijk nou, de afvalbak staat nota bene vijf meter verderop!” “Ze flikkeren hier alles van zich af,” reageert Jeta op Barts veront­waardigde uitroep. “Sommige mensen verzamelen plastic flessen voor een inkomen, vooral de doppen leveren iets op. Je kunt zeker de neiging nauwelijks onderdrukken op te gaan ruimen?” Jeta lacht naar Bart. “Inderdaad, op de vreemdste plekken ligt afval, vooral midden in de natuur is dat confronterend. Ik dacht er inderdaad aan om op de volgende wandeling een vuilniszak mee te nemen. Zou een mooie actie zijn: de rommel gaan oprapen en zien wat er gebeurt. Volgt men mijn voorbeeld, lachen ze me uit of gaan ze troep voor mijn voeten gooien?” “De laatste twee,” antwoordt Jeta. “Tegelijk,” voegt ze eraan toe.

De mannen lopen naar hun auto en de chauffeur zoekt tevergeefs naar de autosleutel, er voltrekt zich een paniekerige scène. 

Jeta en Bart kijken elkaar aan en denken hetzelfde: “Doei!” Ze kiezen de zuidelijk gelegen uitgang, langs het zwembad. Hij laat Jeta voorgaan over een smal stukje en strijkt daarbij zachtjes over haar billen, liefkozend zoals hij ook weleens bij Ineke deed. Als door een wesp gestoken kijkt ze hem giftig aan. “Wil je dat niet meer doen Bart!” Ze schrikt van haar eigen reactie. Bart stamelt bedremmeld: “Sorry, dit is ... sorry. Ik ..., ik zal het niet meer doen.” “Het is oké, ik vind onverwachte aanrakingen niet leuk, snap je?” “Ik begrijp het: sorry lieverd.” “Doe het nog eens,” plaagt ze en huppelt snel weg.