Goede nacht!

Leestijd ongeveer 14 minuten.

Drie Schelpen

Geïnteresseerd in de roman 'Drie Schelpen'? Meld je hier aan voor de nieuwsbrief!


Lees je liever vanaf papier, klik dan hier.


8 - Tirana

Bart ontwaart de karakteristieke littekens op haar armen. Hij kijkt op en weet zich betrapt. 

“I don’t want to talk about it, Bart. Maybe later.” 

“I am so sorry.” Hij wist even niet waar hij kijken moest.

“No, no, it’s okay, I can’t prevent, neither forbid you noticing.” 

Ze zitten op een bankje voorbij de ‘Yacht Bar’ op de pier in het toeristische Shëngjin. De zon rest een uurtje. De dame naast Bart botste voor ‘Hotel President’ tegen hem aan, of liever: hij tegen haar. 

“I am so sorry Sir!” 

“No, no, this is my fault, I looked the other way, instead of noticing this beautiful lady.” Bart poogt charmant te zijn.

Dat ontlokt een glimlach. “Jeta Almedi, pleased to meet you!” Ze steekt haar hand uit ter begroeting. 

“Well, I’m Bart Mertens, nice to meet you too. Jeta? Did I hear that well” 

“Yes! And I must say your pronunciation of my name is perfect!” 

De ontmoeting eindigde aan een tafel in de lobby met twee koppen koffie en een nieuwe afspraak voor morgen. De wel­bespraakte frêle Jeta uit Kosova; in het kwartier dat ze koffie dronken ontdekt Bart dat ze in Pristhina woont en werkt bij KosInvest, verstrekker van kredieten aan mensen die anders geen lening kunnen krijgen. Ze vertelt enthousiast over hoe vanuit het buitenland mensen via het microkredietenplatform Kiva kunnen inschrijven op een lening die zij aanbieden. Zo weet de geldschieter aan wie het geld uitgeleend wordt. Van de rente­vergoeding die de kredietnemer betaald worden de kosten van KosInvest gedekt. Het beperkte risico ligt bij de krediet­verschaffer door de relatief kleine bedragen die worden uitgeleend.

“Wat een gave constructie is dat! En ontzettend leuk en dankbaar werk lijkt me dat.” Bart kijkt haar vol bewondering aan. Ze is hier voor familie­bezoek in de buurt en een weekje rust.

“Op de pier is het altijd crowded, een stukje voorbij de bar halverwege is bij mooi weer een gave plek. We spreken af voor de hotelentree. Als ik in mijn eentje bij de pieropgang sta krijg ik binnen de kortste keren vragen naar mijn tarief.” 

“Jouw tarief ...? O. Zo. Juist.” Ze wandelen over de promenade naar het strandhoofd. Bart raakt haar kwijt. 

“Hi!” klinkt ze vrolijk, opduikend uit het voorbijgaande geroezemoes. 

Bart is opgelucht dat hij haar ziet, hij is nu al bezorgd! 

“Kom, we lopen naar het einde van de pier, ben je daar al eens geweest? Nee, natuurlijk niet, anders had je dat wel gezegd.” 

“Hier is het bewuste plekje, gelukkig zit er niemand, de meesten hangen gelukkig rond de bar.” Bart veegt het bankje schoon en bied Jeta een plekje aan. “Thank you, sir!” 

Ze vist glimlachend twee blikjes bier uit haar tas. “Cheers!” “Zeg, na onze botsing wisselden we algemeenheden uit, vertel mij nu eens echt waarom jij hier bent.” 

“Mijn lieve dochters stuurden me weg,” grinnikt Bart. “Ik verloor mijn teer­beminde drie jaar geleden aan borstkanker en sindsdien rouw ik. De meiden helpen me er bovenop.” Hij twijfelt kortstondig en vervolgt: “Mijn jongensachtige crush voor een vrouw die ik op een congres ontmoette, is gesleten. Ik denk dat dat een reactie was op Ineke’s verscheiden en geen echte verliefdheid.” 

“Waarom niet Bart? Herkende je jezelf niet?” 

“Weet ik niet, verliefd zijn was op dat moment geen optie, het overviel me en trof een voedingsbodem. Het werd in ieder geval niets.” Hij zuchtte, de gedachte aan de ongrijpbare Amsterdamse wakkerde kortstondig een diep weggestopt smeulend vuurtje aan. “Genoeg over mij,” probeert Bart.

“Oké,” zegt Jeta. “Ik ga even naar de WC, zal ik nog een drankje meenemen voor straks?” 

“Graag.” Jeta wandelt weg, Bart steekt een sigaret op en staart in de zee. Vanaf een ander bankje echoot gelach over het water. Een meeuw stijgt krijsend op, in de verte vaart een schip voorbij. ‘De pont naar Bari,’ vermoedt hij.

“Mag ik er ook een?” Jeta is snel terug en wijst op zijn sigaret. 

“Of course!” “Cheers!” 

Twee flesjes Lissus tikken tegen elkaar.

“Hij is meer een broer dan ‘husband material’ Bart,” spreekt ze onverhoeds. Hij wil “Wie?” zeggen, maar houdt zich in. Zij beschrijft haar genegenheid voor de artistieke jongen, een tekenaar, en lijkt dat hoofdstuk te willen afsluiten. “Onze ... families … “, ze hapert bij dat woord, “… zijn bevriend, ik ken hem sinds mijn vijf­tiende en het was op een of andere manier vanzelf­sprekend dat hij en ik …,” ze pauzeert. Ze kijkt Bart aan met een blik die hem vertelt wat ze wil zeggen. “... we zijn voorbestemd, zo willen ze mij laten geloven … ons huwelijk lijkt een formaliteit, onbegrijpelijk dat ik daarin meegegaan ben. Ik wilde het wel en dan weer niet. Hij is lief, begrijpend, geduldig, of hij mijn man is …” 

Bart ziet een traan opwellen. 

“Ik weet het niet Bart, ik weet het niet.”

Nu blijft ze stil. Haar ogen vinden de zijne, ze wendt snel haar blik af. Een zuchtje. Ze pakt een papieren zakdoekje uit haar tas, dept haar ooghoeken en kijkt hem vervolgens aan met een blik die Bart nooit meer zou vergeten. Ze stort haar hart uit. Bij hem. Een dag na hun ontmoeting. Waar anderen weken of maanden over doen, voltrekt zich hier in een oogwenk. Een eigenzinnige kwetsbaarheid omgeeft haar. ‘Zij moet het zijn, dat kan niet anders!’

“Ik ga … moet ... naar Tirana morgen, volgens mijn reisschema.” 

Ze kijkt op. 

“En dat wil ik niet meer, nu we …” 

Ze staart hem afwachtend aan. 

“Ik kan twee dingen doen Jeta: blijven of vragen of je meegaat naar Tirana.” 

Een plooitje vormt zich rond haar mond, haar ogen krijgen meer glans. Hij weet niet of dat komt door het eerste idee, het tweede of beide. 

Ze nipt aan haar biertje en kijkt hem weer aan. Nu is zij aan de beurt, vind Bart en hij houdt zich stil. Hij pulkt nog een sigaret uit haar pakje steekt ‘m op. Ze weerstaat zijn aanbod er ook een te nemen. “Ik zou je graag Tirana laten zien Bart,” klinkt haar trillende stem. “Ik ben Albanese, we zijn een volk, geen land.”

“Kom.” Bart drukt zijn sigaret uit en reikt zijn hand naar Jeta. Ze kijkt hem aan, glimlacht, legt haar hand in de zijne en schiet in haar slippers. De wandeling over de houten pier eindigt in het warme zand. De constructie rust op verweerde palen, het water plaatst onder­mijnende organismen op de vochtige ondergrond. Grote rotsblokken behoeden het wegspoelen van zand. Jeta en Bart slenteren langs de waterlijn naar de toekomst. 

Jeta raapt een stokje op, waarvoor ze hem loslaat. Na nog eens honderd meter houdt ze in en schrijft iets in het zand. 

Bart leest de vertaalde tekst in haar ogen. 

“Unë të dua!” Ze slecht de taalbarrière met drie woorden en met dat ze die uitspreekt eindigt de taalles. 

“In mijn moedertaal benodigen we een woord meer.” Nadat hij die vier woorden onder de hare schrijft, blijkt de vertaling voor Jeta geen verrassing.  

Vrijwel accent­loos spreekt zij ‘Ik hou van jou’ uit, zoals hij haar naam direct goed uitsprak en haar de glimlach ontlokt die Bart op slag verliefd maakte. Aarzelend kussen ze elkaar en herhalen de twee zinnetjes in het zand die de golven geleidelijk uitwissen. De zon verdwijnt in de zee, blote voeten drukken het water in het zand weg, het achtergelaten spoor verklapt een langzame tred. Jeta houdt in, raapt een schelp op en werpt die met een sierlijke beweging in zee, geobserveerd door Bart. 

‘Alles is mooi aan je,’ denkt hij. De stilte verwoordt beider worsteling met de gebeurtenissen. Een sandaal in haar linkerhand schuurt langs Barts been. Ze schromen elkaars hand te pakken of iets tegen elkaar te zeggen en ontwijken oogcontact als verlegen tieners. Bart over­weegt en verwerpt consequenties, overweldigd door haar aanwezigheid. In haar gedachten twisten ratio en emotie. 

Ze grijpt Barts hand en een kneepje openbaart haar positie in die strijd. Vingers vervlechten, Bart voelt zijn trouwring ertussen zitten, hij knijpt zachtjes terug.

Bart voorkomt niet dat zijn hersenen bedenkingen opperden die als muggen door een zomerse slaapkamer zoemen, kort nadat je het leeslampje uitdoet en je ogen sluit. ‘Dit is een vakantieliefde, de om­standig­heden maken je gek!’ Die gedachte prikt herhaaldelijk op lastige locaties in zijn gevoel. Hij zinkt erin weg als een schelp die je in de zee gooit en naar de bodem zakt. ‘Dit is straks misschien net zo snel over als het ontsproot.’ 

“Bart, wat is er?” Ze kijkt hem aan en hij ziet haar zorgen over wat zich in hem afspeelt. 

“Ik begrijp het, denk ik. Ik mis je ook al, ondanks dat we nu bij elkaar zijn. Wat gebeurt als we allebei weer thuis zijn, volgende week?”

“Inderdaad. Allerlei gedachten vliegen door mijn hoofd, terwijl ik zou moeten genieten van wat er nu gebeurt. Sorry lieve Jeta.”

Ze knikt bevestigend, slikt zichtbaar en Bart ziet tranen opwellen. Hij is niet de enige die zich afvraagt welk vervolg dit sprookje krijgt. De avond valt, de dalende temperatuur bespoedigt de terugkeer naar de realiteit. Bart bewondert haar silhouet in tegenlicht. 

“Ik weet een leuk restaurant, populair onder de lokale bevolking. Laten we daar over een uurtje afspreken.” ‘Hoe graag ik het ook zou willen, dit is niet de gelegenheid elkaar iets intiems te zeggen. Een korte blik van verstandhouding, een toevallige aanraking of een knipoog, is genoeg voor nu. We hebben vanavond nog, Tirana samen en ...’ De gedachte dat dit straks voorbij is verstikt beiden.

Voor Barts hotel nemen ze afscheid. Een douche, iets schoons aan en dan rap naar Detari. “See you there?” roept ze, alsof ze twijfelde aan zijn komst.

“Sure!” En weg is ze. Bart wacht binnen een half uur opgefrist en welriekend voor het restaurant als een hopeloos verliefde jongen. Hij komt bij zinnen en wenkte een straat­verkoper voor een pakje sigaretten, wijst vriendelijk het aanbod tot aanschaf van een paar kras­loten af en bestelt in gebarentaal een biertje bij de ober. Hij neemt plaats op het terras. Toeristen schrijden voorbij, bekijken de kaart, twijfelen en lopen door of nemen plaats, aan­gemoedigd door een enthousiaste kelner. Hij vraagt iemand om een vuurtje.

“Hi there.” Bart draait zich om. “Wow! You look gorgeous,” stamelt hij en streelt haar wang. Ze kust hem op zijn mond. “Unë të dua”, antwoordt Bart. De kelner helpt Jeta plaats­nemen. Een halve minuut later brengt hij een dekentje en een extra stoelkussen. Ze ontfutselt een sigaret aan het pakje en accepteert het aangeboden vlammetje. De kelner serveert een tweede biertje en schuift twee ongeopende flesjes in een koeler op tafel. In het midden plaatst hij een bord met zes schaaltjes en een mandje brood. “Ju faleminderit,” zegt Jeta en hij knikt. Ze schuiven hun stoelen tegen elkaar aan, nippen slokjes uit de flesjes en kijken naar elkaar.

“I am worried about us, Jeta.” 

“I’m not. This is meant to be.” 

Dat komt aan. 

“Ken je ‘I’m ready’ van Bryan Adams?” vraagt ze. 

Bart knikt bevestigend. 

“Zo voel ik me nu. Morgen kan me niets schelen.” Duidelijker kan niet: stop met nadenken. De prachtige rode hoofdoek schikte ze losjes over haar schouders. 

“Sorry, ik kan het niet helpen aan de toekomst te denken. But I’m ready too.” Ze lacht.

“Jeta? Mag ik je iets persoonlijks vragen?” 

“Natuurlijk!” 

Ze glimlacht behoedzaam in reactie op zijn serieuze blik. “Ik doceer geschiedenis in Nederland en in mijn klas besteedde ik aandacht aan de laatste oorlog om Kosova. Ik liet mijn leerlingen een essay schrijven over seksueel geweld als oorlogswapen.” Jeta kijkt langs hem heen, draait haar hoofd langzaam naar hem toe en staart hem ijzig aan. “Ga door,” klinkt het bevroren. “Uhm, oké.” Terugkrabbelen kan niet meer. “Ter voorbereiding op die opdracht droeg mijn oudste dochter Ayla een fragment voor uit een dagboek ...” Een traan druppelt op tafel. “... is dat verhaal jouw verhaal? De tekenaar, de littekens ...” 

Jeta dept haar wangen met een servetje dat Bart haar aanreikt. “Het is een verhaal dat voor veel Kosovaarse meisjes en vrouwen waar is. Is het belangrijk voor je te weten of het mijn verhaal is?” 

“Nee, ja, dat weet ik niet. Waarom vraag je dat?” 

“Voor veel mannen is zo’n vrouw niet meer interessant, waarmee ze twee keer slachtoffer zijn.” Jeta bevestigt noch ontkent het auteurschap en Bart dringt niet aan. “Het speelt voor mij geen rol Jeta, je hebt part noch deel aan wat jouw is aangedaan.” Tranen glijden over haar bleke wangen. Bart begrijpt dat haar wereld ooit verwoest werd.

Ze wandelen terug naar Jeta’s hotel en nemen in de hotellobby afscheid. Vermoeidheid, verstand en verleden deden hen besluiten de nacht niet samen door te brengen. “Let’s go to sleep and don’t risk spoiling anything.” Een laatste kus, een knuffel, “Sleep tight dear.” Ze loopt de hoek om naar de lift, kijkt op het allerlaatste moment om, werpt hem subtiel een handkus toe en verdwijnt. Bart volgt het getik op de marmeren vloer totdat het stopt voor de lift die haar naar de verdieping brengt waar haar bed wacht. Vanaf het eerste moment was er spanning en de vonk sprong over op de pier. “I love you, I love you!” Slaap verstoorde de droom die hem sinds de middag bezighield.

“Vrienden van me zijn op familiebezoek in Pristhinë, we hebben een huis voor ons alleen!” meldt Jeta de volgende dag vrolijk met haar telefoon in één hand en in de andere rinkelt ostentatief een sleutel­bos. 

“Je hebt daar gewoon een sleutel van?” 

“Yes. Ik mag de logeerkamer altijd gebruiken! Kom, we gaan met de bus, dat is leuk!” 

Tussen de mededeling over de vervoerswijze en het plaatsnemen in de stoelen pakken ze hun koffers en brengt een taxi hen naar het bus­station in Lezhë. Bart koopt gauw een paar afschuwelijke ansicht­kaarten om die in Tirana te posten naar Nederland. Voordat hij het beseft zit hij naast haar in een moderne coach met een beker koffie in zijn hand. 

“Jij mag bij het raam,” lacht zijn gezellin. “Ik weet onderhand wel hoe mijn land eruit ziet.” Ze klapt haar laptop open. “WiFi in de bus! Kan ik even mijn mail checken. Waarschuw me als we door Fuchë komen, daar heb ik nog een mooi verhaal over.”

Na twee uur beklimmen ze de trap naar een wit huisje dat uit zou kijken over de stad, ware het niet dat een groot appartementen­complex dat uitzicht vergalt.

“Is deze olie als massageolie bruikbaar Jeta?”

“Sterker: het is massage­­olie! Wil je dat ik je masseer? Ik ben er geen ster in hoor ...” 

“Nee, ik ga jou masseren.” 

“O.” Er valt een stilte. “Mirë,” klinkt het schoorvoetend. “Oké.”

“Kom.” Hij pakt Jeta bij haar hand en leidt haar terug de slaapkamer in waar ze een paar uur geleden hun bagage neerzetten. Bart vond een paar grote handdoeken en eentje lag op het net opgemaakte en opengeslagen bed. 

“Dàt was je aan het doen hier!” Ze glimlachte. “Mag ik?” Ze knikt. Hij trekt haar truitje over haar hoofd, knoopt haar jeans los, waar ze zelf uitstapte. “Ogenblikje.” Ze loopt de badkamer in en laat de deur op een kier staan. Bart trekt zijn sokken, overhemd en korte broek uit. Jeta komt zonder hemdje terug en gaat op bed liggen. “Ik vind het wel een beetje spannend hoor!” “Ik ook.” 

Hij legt een kussen met een handdoek erover onder haar enkels. “Is het hier warm genoeg?” “Nogal, het is 28 graden buiten en de airco is kapot.” Hij verwarmt een beetje olie in zijn handen en smeert bedachtzaam een voet in. Jeta pakt de tweede grote handdoek en bedekt zich. Bart voelt haar rillen. “Heb je ‘t koud?” “Een beetje,” liegt ze. Bij de tweede voet ontspant ze een beetje. 

Hij schuift langzaam op richting knieën. “Trek ze eens op?” De handdoek gleed naar haar buik. Via de knieholtes bereiken zijn handen haar bovenbenen. “Omdraaien!” De handdoek valt naast het bed. Bart neemt naast haar plaats op het bed, zijn knieën naast haar billen. Hij pakte de BH-sluiting. “Mag ik?” “Tuurlijk, anders kun je mijn rug niet doen.” Ze glimlacht.

Ze grist de door Bart ontsloten BH onder zich vandaan en werpt die een eind de slaapkamer in. Ze zucht. “Sorry Bart. Het is moeilijk voor me.” “We gaan zover als jij kan en wil.” Hij kan zien wat haar lichaam te verduren heeft gehad, haar dagboek blijkt onvolledig. Elk litteken vertegenwoordigt haat, pijn en vernedering gericht op een weerloos meisje. Duidelijke sporen behandelt hij omzichtig. “Omdraaien!” Ze doet wat hij gebied. “Nu moet jij ook iets uitdoen, vind ik.” Bart ziet een lachende Jeta, hij kleedt zich uit op zijn onderbroek na. 

“Geef mij die groene flacon eens!” Ze druppelt wat olie op haar hand en bevochtigt zich tussen haar benen. Vervolgens trekt ze haar slip uit. “Kom,” ze trekt haar knieën op en plaatst haar voeten uit elkaar. 

Bart stribbelt tegen. “Nee, nee, kom!” Hij trekt zijn onder­broek uit. “Rustig aan,” fluistert ze, de olie helpt. Bart volgt haar instructies door haar kalm binnen te dringen. ”Iets minder voorzichtig mag wel Bart.” 

Wetend welke martelingen ze had ondergaan maakt hun eerste keer een voor beiden verwarrende ervaring. Jeta geeft zich aan Bart omdat zij hem vertrouwt, Bart durft het bijna niet te doen. 

Jeta legt haar handen op zijn billen, drukte hem verder in zich en remt hem af. “Ik snap dat dit lekker kan zijn,” meldt ze.

Bart voert het tempo wat op. Hij durft het aan haar benen met zijn armen naar haar toe te brengen. Ze gedoogt het en sluit haar ogen. De fles olie valt op de grond. Ze houdt een hand over haar linkerborst. Bart voelt zich vrij haar andere borst te strelen en voelt enige opwinding waar. Jeta’s vagina voelt vochtiger. 

“Kom je?” 

Ze heeft het nog niet gezegd of hij komt klaar met een diepe stoot. 

“Aauw!” 

“Sorry, sorry!” 

“Nee, niets aan de hand, ik schrok alleen,” grinnikt ze. Ze propt de handdoek tussen haar benen en verdwijnt de badkamer in. Bart zit geknield op bed en hoort Jeta stommelen in de badkamer. Ze schuifelt betraand maar glimlachend de slaapkamer weer binnen. 

“Dit doen we nog een keer straks Bart, het bevalt me wel.” Hij wil iets zeggen, ze legt een wijsvinger op haar lippen en kruipt onder het laken. 

Na anderhalf uur zijn slapende liefde aanschouwen knippert ze met haar ogen. “Hey there!”

Bart zit tegen het hoofdeind met een kussen in zijn rug. 

“Heb je niet geslapen?” 

“Ik kijk naar je, je bent zo mooi en ik hou zoveel van je!” 

“Opvallend genoeg was dit voor mij minder lastig dan ik verwachtte. Je ontmaagde me Bart! Klinkt misschien gek, ik ervaar het zo. Dit was mijn eerste keer.” 

‘Hoe sterk is deze vrouw? Hoe kan je nog een man vertrouwen, laat staan met hem vrijen?’ “Ik streel het litteken op je borst!” 

“Ja, je streelt mij, niet mijn geschiedenis. Zover ben ik wel inmiddels. Ik draag de sporen met me mee, niet de veroorzakers. Begrijp me goed: niet vergeven en niet vergeten.”