Goedemorgen!

Leestijd ongeveer 14 minuten.

Drie Schelpen

Geïnteresseerd in de roman 'Drie Schelpen'? Meld je hier aan voor de nieuwsbrief!


Lees je liever vanaf papier, klik dan hier.


3 - De Wilde Roos

Voorzichtig borstelt Kim Ineke’s haar en vlecht twee strengen die ze in een krans drapeert. Eerder die ochtend zocht Anneke een outfit uit. Een luierbroekje zorgde ervoor dat ze haar in feite nu al aflegden. “Geen gesjor meer aan mijn lijf als ik dood ben!” Sjoerd fotografeert onopvallend. Bart regelt thee, koffie, soep, broodjes, knuffels en kusjes. Om drie uur ‘s middags laat Bart Gerard binnen. Flint springt op het bed en likt Ineke’s hand. Ze voelt dat en opent haar ogen. Kracht de hond te aaien ontbreekt. Bart ontkurkt een fles port uit Ineke’s geboortejaar en schenkt iedereen een glaasje in. Anneke helpt Ineke eerst de spierverslapper op te drinken die Gerard oploste in een glas water. Alle meiden snikken zachtjes, elkaar zakdoekjes aanreikend. Ayla staat naast Bart die op het bed Ineke ondersteunt, aan de andere kant zit Maartje en op het voeteneinde kruipt de tweeling tegen elkaar aan. Het bed kraakt onder de last. 'Dat zou wat zijn, als we er nu met z'm allen doorheen zakken,' denkt Bart. Sjoerd legt zijn armen over hun schouders. Gerard vult het verste hoekje in de slaapkamer. “Cheers!” weet Ineke zachtjes uit te brengen, “Jullie zijn lief.” Met Maartje’s hulp drinkt ze een slokje.

Ze sluit haar ogen, de rocuronium vindt haar weg. Het eerder toegediende barbituraat wekt de coma op die haar in slaap brengt. “Dag lieve mams,” fluistert Maartje. Bart kust Ineke op haar mond en ze lijkt het te voelen. Het verzwakte lijf reageert snel op de toegediende stoffen. De dood golft door Ineke nadat haar ademhaling stokt en wegblijft. Stilte vult de ruimte, slechts onderbroken door ingetogen gehuil. Anneke kruipt naar haar moeder en kust haar op beide wangen. “Dag mama.” Maartje laat Ineke’s hand voorzichtig gaan, ze voelde het leven vertrekken. Bart vlijdt zijn hoofd op Ineke’s borst. “Gerard?” Inekes broer vraagt de arts de dood vast te stellen. “Ze is overleden,” bevestigt hij enkele minuten later, waarna hij zich terugtrekt om de formaliteiten na een euthanasie in werking te stellen. Flint volgt de arts tot aan de trap. Gerard stopt halverwege en kijkt om. “Kom!” Voorzichtig zet de hond de afdaling in, iets wat ie nooit eerder deed. Flint kwijt zich van de taak Gerard niet alleen te laten.

Een paar maanden later treuzelt Bart met de asbus midden in het Leersumse veld, waar zich tussen de begroeiing een zanderige open plek bevindt in het vogelbroedgebied. Het regent pijpenstelen. Ze vertrouwen de biologisch afbreekbare bus aan het natte zand toe. Ayla graaft een diep gat, waarin Bart de cilinder laat verdwijnen. In de overgebleven ruimte planten ze een wilde roos. ‘Jij noemde dat een slordige roos,’ dacht Bart. ‘In dit gebied verspreidt de Egelantier uitbundig haar bijzondere geur. Slordig of niet, deze prachtige plant beschermt jouw beschutte rustplaats.’ Vanonder paraplu's kijkt het geamputeerde gezin langdurig naar de struik. “Laten we gaan jongens,” zegt hij tegen de meisjes. Zonder iets te zeggen stemmen ze in. “Flint!” Tranen stromen over Barts wangen. De wind belet dat hij de anderen hoort huilen, de regen dat hij het ziet. Maartje geeft haar vader een arm, hij knijpt in haar hand. Anneke en Kim onafscheidelijk erachteraan. Ayla aarzelt Ineke achter te laten. ‘Als eerstgeborene voelt ze misschien iets anders dan de anderen,’ denkt Bart. Op haar hurken schikt ze nog wat aan de struik. Kim maakt zich los uit de verstrengeling met Anneke, iets later verlaat Ayla de serene plek, ingeklemd tussen de tweeling, “Dag mam, dag allerliefste mama.” In de verte zwiert ze op haar witte kunstschaatsen sierlijk over het zwarte ijs.

‘Herinneringen te over aan deze plek,’ denkt Bart. ‘Wat zou ik zelf willen als ik dood ben? Ik waardeer, zoals Ineke, de zoete zomer, een rauwe winter, een gure herfst en een lieflijke lente. Weer en wind verplaatsen me als stof.’ Dat leek Ineke een goed idee. Ze veranderde haar wens samen in een urn te liggen omdat ze Bart niet wilde opzadelen met een misschien lastig in te lossen belofte. Mooi en begripvol gedacht voldeed hij aan haar wens. Bart beloofde bij gelegenheid naast haar te kruipen. Ze glimlachte als La Gioconda.

's Nachts houdt de aanhoudende bui Bart wakker. Druppels landen door een lek in de dakgoot met een horendol makend ritme op het terras. Elke spat klinkt luider, druppels als steentjes, kiezels als keien, tot er rotjes in je oor ontploffen. Bart verliest het gevecht tegen de waterbommen en blijft in bed liggen, zijn hoofd onder een kussen. Als het regenen stopt, sijpelt het nog een poosje. Na elke regenbui is hij voornemens de loodgieter te bellen. Uiteindelijk lost het geluid op in de aanstormende ochtend. Bart valt in slaap als de eerste zonnestraal door de kier tussen de twee gordijnen priemt. Tegen het middaguur stommelt hij naar beneden. De meiden zijn nergens te bekennen. In de keuken gaat hij een brood te lijf met het botte oude kartelmes, een sneetje broodje lukt nog net, je vingers zijn veilig voor dit mes. De slijtage aan het heft, waarvan het merk al jaren onzichtbaar is, verhaalt over intensief gebruik. Dit mes halveert de boterhammen die de kinderen mee naar school nemen. Het doorklieft met moeite een pizza. Een traan drupt in de roomboter. “Hoi Pap!” Ayla komt de keuken binnen. “Koffie pap?”

Bart dwaalt door zijn gedachten, de ene herinnering volgt op de andere. Zodra een gedachte heeft bestaan, is de herinnering geboren. Zijn onderbewustzijn raast door het spookhuis der mislukkingen, vergissingen en blunders. Ongemakkelijkheden passeren: wat je naliet en achterwege bleef. In de achtbaan door zijn geheugen vliegt hij uit zijn karretje om in een ander te belanden. Een woeste rit, langs bekende en onbekende attracties. Dit overtreft dwalen, waar je zelf de route bepaalt, al weet je niet welke. Schudden met het hoofd beëindigde de onstopbare rit niet. Het zweet breekt hem uit. Wanneer komt het leuke gedeelte? Het vehikel mindert vaart, draait om volgt de eerder afgelegde route achterstevoren, waardoor hij er anders naar kijkt. Het begrip invalshoek krijgt betekenis. Spijtige acties transformeren tot leermomenten. Nalatigheden blijken positief gevolgrijk, omdat hij ze later corrigeerde. Blunders en vergissingen groeiden uit tot verbeterpunten, mislukkingen tot mijlpalen of keuzemomenten. Een retourtje door zijn persoonlijke ontwikkeling met een hoopvol einde.  

Al mijmerend mist Bart het afstapje in de voortuin en blijft te nauwernood overeind zonder in de vijver te belanden. Goudvissen bewegen als vage oranje vlekken door het troebele groene water, hun tempo aangepast aan de temperatuur. Wat korreltjes voer blijkt paarlen voor de zwijnen, ze blieven geen tot meel geperste familie. In het vermeden natte pak koerst hij naar de noodvoorraad brandstof. Het halfopen haardhouthok dat meestentijds in de luwte vertoeft, omarmt Bart met de bedompte, lichtbruine geur die uit drogend, gekloofd essenhout opstijgt. Vergankelijkheid ontrolt zich als pluizige witte schimmel op de vochtige voedingsbodem. Na een zomer smelt de fungus als sneeuw voor de zon. Tegen de tijd dat gas en olie op zijn, is een houtvuur een blik op de verleden tijd. Over twee à drie jaar belanden de blokken in de kachel. De groene bast is dan verkleurd en gesprongen alsof het hout is uitgezet en de schors dat niet kon bijbenen. Bij oudere takken verliest de bast uiteindelijk het contact met de rest, als een halverwege gestaakte vervelling. ‘Wat is er met me?” denkt Bart.

Barts gemoedstoestand smacht ernaar uitgemest te worden. Hij verwerkt Ineke’s dood in verwarring. Normale dagen wisselen chaotische af. Hij vergeet Flint uit te laten, wil naar school gaan of roept hij Ineke, vrijwel onmiddellijk de confronterende waarheid beseffend. Met ‘Ruim je hoofd op, ruim je huis op!’ probeert hij zichzelf op te monteren. Niets leuker dan een kledingcontainer voeden met zakken schoenen en kleding die je niet meer draagt. Niet te vaak, anders hangt er na verloop van tijd ‘n eenzame stropdas in de kast. Ze is er niet meer en haar spullen opruimen staat hem tegen. ‘Waarom wil ik dat de ene dag en de andere niet?’ vroeg hij zich af.

In de badkamer verwijdert Bart Ineke’s pijnstillers, slaappillen en de ‘zepammetjes’, die hij op de dag aan de apothekersassistente overhandigt. Hij realiseert hij zich dat ze vaker met dat bijltje hakte en tactvol niet informeerde naar Ineke. Hij herinnert zich hun gekibbel over dat ze, als hij thuiskwam, hem bestookte met vragen. Tegelijkertijd mist hij dat, een vergelijkbaar zwaar gemoed dat krijgt hij terugdenkend aan de tijd dat hij ‘s avonds het speelgoed opruimde en wonderlijke creaties tegenkwam, liefdevolle situaties die nooit meer wederkeren. ‘Spelende kinderen, onze kinderen. Zij slapen heerlijk, wij ruimen hun onbezorgdheid op.’ Hij hield zich in om te vermijden dat hij te veel zou wegdoen. 

Bart maakte een afspraak bij de notaris om de nalatenschap te regelen. Ineke en hij besloten al eerder het huis aan de kinderen te schenken voor het geval één hunner kwam te overlijden. Uit Ineke’s levensverzekering lost Bart de resterende hypotheek af en de notaris richtte de ‘Ineke Holthaus Stichting’ op waarin hij de Leersumse woning onderbracht. Bart hield het Amsterdamse pand privé. De notaris schoof met kindsdelen en vorderingen en maakte Barts nieuwe testament op. Na al die praktische dingen, gaf Bart zich over aan het groeiende, sluimerende verdriet. In de zomer stierf Bart een beetje. Na vier dochters en 16 jaar stond Bart er alleen voor, zo voelde het; ten onrechte en hardnekkig. In de meiden leefde Ineke voort en hij wist het dartele viertal thuis.

‘Het vriest nog net niet, de kou voelt bevroren aan, je wil naar binnen. De wind snijdt in onbedekte huid. Dat prikt, je ogen knipperen in reactie daarop en geprikkelde traanbuisjes doen hun werk. Houtrook verraadt dat de kou binnen wordt gevoeld. Gordijnen gesloten, deuren op slot, de avond wacht op de nacht. Voorzichtig zweeft ijzige regen door de lucht, autobanden klinken natter. Fietsers nemen de bocht uit voorzorg voorzichtig, een meisje stuurt haar retroscooter over de rotonde alsof er geen gevaar schuilt in de weersomstandigheden, opvallend genoeg gebruikt ze wel de clignoteur overige verkeersdeelnemers haar wijzigende rijrichting mede te delen. Straatverlichting volgt regendruppels tot op de grond. De plek waar een auto gisteren een lantaarnpaal knikte is donker. In de verte verschijnt een oranje zwaailicht. De vorst wil meer, de mens minder en zij strooit preventief pekel in de rondte. Daarmee verdwijnt de kou niet, het gevaar wel. Aan de overkant laat een man zijn hond uit, een gloeiende sigaret verraadt de roker, blij met de gelegenheid, mopperend op het weer. Zijn adem gaat in rook op. De schnauzer laat zich door de regen niet weerhouden en volgt een geurspoor. De strooiwagen slaat een zijweg in en laat de doorgaande weg autoloos achter, de robuuste koplampen doen me denken aan de Hella verstralers uit een oude TV-reclame, die ik beslist op mijn jongensfiets wilde. De scooter lost op in de neerslag. Ik loop tegen beter weten in bij de bushalte weg, naar huis, om over een half uur opnieuw op jou te wachten, desnoods tot de laatste bus als het al morgen is. Ik wil dat je terugkomt uit Abilene. De wilde roos vertolkt jouw herinnering aan ons leven, haar as voedt de bodem, in gedachten leef je voort.’ 

Bart staart naar het plafond. De eenogige plafonniere tuurt terug. Hij zweeft tussen droom en gedachten. Tranen stromen over zijn wangen. “Papa? Lukt het?” Maartje zit aan Ineke’s kant op het bed. “Ja. Nee. Jawel.” Hij kijkt naar haar silhouet, “Maakte ik je wakker meisje?” “Nee, ik kwam met een beker warme melk naar boven omdat ik niet kon slapen en hoorde ik je. Droomde je vervelend?” “Ik stond ‘s avonds in de winter bij de bushalte op je moeder te wachten. Elke keer dat er een bus verscheen, zat ze er niet in. Dan wandelde ik terug naar huis om een half uur later op de volgende bus te wachten, dat herhaalde zich eindeloos.” “O, pappie!” Ze schoof een stukje op en gaf haar vader een knuffel. Hij omarmde haar: “Het is goed schatje, je bent lief voor me.” “Ik mis mama ook zo.” 

Het gezinnetje Mertens-Holthaus ligt in duigen. Hart en hoofd verdwenen met Ineke. Bron van liefde en verstand, in één klap weg. De ontredderde achterblijvers trachten wanhopig jonglerend nog draaiende borden te behoeden voor hun val. Bart treft Ayla aan in de huiskamer, midden op de dag, met een fles witte wijn, halfleeg. Een glas op de stoelleuning, het vorige glas ligt in scherven op de grond. Een bebloede theedoek zit om haar voet geknoopt, het spoor naar de keuken zichtbaar. Hij zwijgt, ruimt de rommel op, pakt de verbandtrommel en verzorgt de snee. Uit de oude scheepskist in de hal haalt hij een fleecedeken en drapeert die over het zielige hoopje dochter. Hij trekt de tweede stoel erbij en neem een glas uit de kast. Op haar bevestigende knikje schenkt hij haar bij en vervolgens zichzelf. Zo zwijgen ze een uur totdat de andere meiden het fijne gebrek aan dynamiek opvullen. 

De tweeling was onafscheidelijk sinds de conceptie tot hormonen dat engiszins doorbraken. Bart besteeg zo nu en dan de zoldertrap om te bezien of hij een aaitje of een knuffel kon uitdelen of ontvangen. Anneke en Kim namen in een weekend de hele huiskamertafel in beslag en met laptop, fotoprinter, lijm, een gigantische wissellijst, de la met foto’s uit het analoge tijdperk componeren ze een collage waarin Ineke de hoofdrol vertolkt. Ze raceten gevijven in twee dagen door een emotionele achtbaan. Veel gehuil, waaronder vreugdetranen. De pizzakoerier bracht de bestelling in de namiddag en Mario voegde uit macht der gewoonte Ineke’s vaste keuze bij, een triviale edoch voor het geknakte gezin ontregelende gebeurtenis. Ze verdelen huilend en lachend Ineke’s pizza in vijven.

Later die avond ligt het tafelblad er roerloos bij en zitten ze onder de luifel rond een vuurkorf tot laat op de avond te kouten. Zondagochtend vroeg trippelen de meiden bedwaarts. “Trusten Pap!”

Bart sluit af en wacht op de drempel naar de tuin in de bijkeuken tot de badkamer beschikbaar komt. Hij steekt een sigaret op en dirigeert de rook naar de bleek oplichtende maan. Flint strijkt tegen zijn been. “Ja, goed idee makker, we doen een rondje.” Slapen lukt nu niet. Over de Utrechtse Baan zakken ze samen al jaren ’s avonds laat via de Darthuizerpoort af naar de rotonde en klimmen langs de begraafplaats weer omhoog. De oude hond kwispelde zo opgewekt mogelijk. Het verbaasde Bart dat het hoogbejaarde dier wakker bleek en wel voelde voor een wandelingetje in de maneschijn.

Maartje verwerkt het verlies door haar moeder’s biografie te schrijven. Hele dagen zit ze te typen, vraagt Bart om details, belt met oom Sjoerd en spit door Ineke’s geschiedenis die in dozen op zolder staat. “Pap, waarom gaven jullie ons doodgeboren broertje geen naam?” Bart slikt. “Natuurlijk bedachten we namen. Tijdens de zwangerschap spraken we altijd over ‘ons jongetje’ en dat bleef zo, omdat zich alleen meisjes aandienden. Zijn lijkje is gecremeerd en de as is hier in de tuin uitgestrooid. “Mooi, nou ja mooi, je begrijpt me wel,” en ze verwerkte de aanvulling in haar manuscript. “Ik schrijf een apart hoofdstuk pap, getiteld ‘Ons jongetje’,” deelt ze na een half uur mee. “Dat is goed schat, dat zou Ineke fijn vinden.” Ineke zou blozen door alle aandacht. Dat deed ze als haar dochters haar bij de neus namen, verrasten op haar verjaardag of met moederdag, en door haar te laten schrikken, een succesnummer dat vooral Ayla graag opvoerde.

Bart prijst zich gelukkig met zijn dochters. Ze wonen thuis, vrienden en vriendinnen stuiven de trap op en af, bredere bedden konden nog wel even wachten, vond hij. Maartje leerde Flint, wonderbaarlijk genoeg, wennen aan een kat. De kat vermeed de kennel angstvallig, wat voor de hond een acceptabel compromis bleek. Bart monteerde een kattenluikje in de deur naar het keukendak en de kat deponeerde haar behoefte in het bos, zodat de aangeschafte kattenbak ongebruikt in de bijkeuken vegeteerde. Het belletje aan haar halsband voorkwam slachtoffers onder de vogelpopulatie. Maartje’s maatje paste perfect bij haar. 

In de late zondagochtend ontwaakte het verslagen gezin. Bart treft wandelmaatje Flint levenloos aan op de jute zak in het hondenhok. De nachtelijke uitstap bleek een afscheidstocht. ‘s Middags begraven ze het trouwe beest in de tuin en halen herinneringen aan hem op, zoals laatst bij Ineke’s overlijden. De tweeling verzet de zinnen door een appeltaart te bakken in de braadslee die nog altijd prima dienstdeed. “Pap? Vind je het goed als Maartje en ik mama’s kledingkast uitzoeken?”, vroeg Ayla. “En, dat we sommige spullen dan misschien zelf gaan dragen?” Bart knikte, zich afvragend hoe hij zou reageren als een dochter in Ineke’s kleding voorbij zou schrijden. “Ja, dat is goed meisje, moet ik helpen of ...”, “Nee hoor, wij redden ons wel! Kom Maartje!” De jongste en de oudste togen naar boven. Na tien minuten kwam Maartje naar beneden. “Pap, die grote plastic zakken, waar liggen die ongeveer?” “Ik pak ze wel, is drie genoeg?” “Yep!” In dit weekend vloeide verdriet over via gemis naar berusting. Met de zwarte zakken komt hij de woonkamer binnen, nadat hij constateerde dat de taart al bijna in de oven kan. Anneke ruimt het aanrecht op, terwijl Kim de taart bestrijkt zoals Ineke dat deed. “De walnoten denken jullie er maar bij!” In de kamer geeft Bart de zakken aan Maartje. “Dank je wel pap!” en ze kuste hem op zijn wang. De taart verdwijnt in de oven en de tweeling naar boven. “Let je op het wekkertje daddy?”, plaagt Kim. Bart kijkt naar de veranda en duikt terug in de tijd. “De lucht is boos!” sprak Kimmie als de regen op het dak kletterde en ze op de veranda zaten met z’n allen, bij elkaar gekropen en op schoot. Meestal lukte het droog te blijven, af en toe bleek de wind spelbreker en vluchtten ze naar binnen. Door de geopende tuindeuren drong de herfst binnen, Barts favoriete seizoen. Ineke koesterde zomerse tuinen waarin bijen bloemen bestuiven wegens hun missie de honingraten te vullen. In de winter, volgens de consensus in het gezin, mocht het niet regenen, alleen sneeuw is toegestaan. Anneke vroeg zich af waarom er seizoenen zijn en voordat Bart een filosofisch antwoord gaf, sprak Ayla de wijze woorden: “Om toch.” Haar zusje nam genoegen met die autoriteit. Ineke en Bart lachten erom en in koor beloonden ze hun oudste dochter: “Zo is het lieverd. Daarom!” Maartje observeerde de interactie tussen haar ouders en zussen. Ze kreeg feilloos door welke lading woorden konden bevatten. 

Ineke verdween als de zware steen in het zand die Anneke vond op het strand in Het Zwin en meezeulde tot ze niet meer kon. Bart zei dat als ‘m mee wilde nemen, ze ‘m zelf moest dragen. “Ik kan niet meer, papa! Gooi ‘m dan maar in het water.” Bart wierp de steen in de geul waarvan het niveau snel steeg door de vloed. De kei had de bodem nog niet bereikt of zijn brute daad speet hem. Hij wierp Ineke zijn schoenen toe en rende het water in. De kei was nog net zichtbaar. Bart wist de steen te grijpen en keerde kletsnat terug bij een huilende dochter die de kei vervolgens dapper naar de auto bracht. Ineke terughalen is onmogelijk, de kei zwerft als herinnering aan gelukkiger tijden door Ineke’s tuin.